Belangrijkste knelpunten voor programmamanagers Duurzaamheid in gemeenten
Gemeentelijke programmamanagers die (klimaat)programma’s leiden zien veel concrete problemen. Een terugkerende klacht is schaarse budgetten en capaciteit: de gemeenten krijgen veel nieuwe taken (energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie) maar nauwelijks extra middelen of personeel. Hierdoor ontbreekt de vaste bezetting en expertise om alles uit te voeren. Zoals een wethouder van Amstelveen het samenvat: “we begonnen met mooie ambities, maar zonder voldoende geld en tijd pakt het zelden zo mooi uit”
(gebiedsontwikkeling.nu). Ook onderzoek naar de circulaire economie wijst op “zeer beperkt budget en relatief weinig capaciteit” bij gemeenten (sme.nl). In de praktijk leidt dit tot korte termijn planvorming: programmamanagers hebben soms slechts een paar jaar financiering om beleid op te zetten, terwijl de transities veel langer gaan.
- Beperkt budget en personeel: Programmamanagers moeten grote klussen klaren met weinig middelen. Er is teveel afhankelijkheid van tijdelijke subsidies of projectmiddelen. Wie probeert personeel aan te trekken loopt tegen harde concurrentie aan (ook tussen gemeenten onderling). Ervaring is dat ingehuurde externen vaak weer elders wegtrekken, waardoor kennis bij gemeenten niet blijft hangen (gebiedsontwikkeling.nu) (sme.nl) . Vooral kleine gemeenten “verliezen mogelijk de strijd” om talent (gebiedsontwikkeling.nu).
- Onzekere financiering: Subsidiebronnen en gemeentelijke potten wisselen snel. Veel programmamanagers lopen tegen het probleem aan dat beleid versnipperd moet worden gevoerd: één opdrachtplan per collegeperiode is nauwelijks houdbaar bij urgente 2050-doelen.
- Samenwerking en onduidelijke rollen: Duurzaamheid raakt veel domeinen tegelijk, maar gemeenten zijn hiërarchisch en sectoraal georganiseerd. Er is vaak onduidelijkheid over wie waarvoor de regie voert, zowel binnen de gemeente als tussen bestuurslagen. Programmamanagers ervaren dat het Rijk nog “stiekem dicteert” in de decentralisatie van opgaven, terwijl juist lokale regie nodig is (gebiedsontwikkeling.nu). Bij interbestuurlijke programma’s zoals Warmtetransitie of klimaatakkoord is de samenhang niet altijd helder: de provincies bijvoorbeeld leggen soms voorschriften op (bijv. strengere bouwregels), maar het is onduidelijk hoe gemeenten hier tijdig op kunnen anticiperen. Omgekeerd voelen kleinere gemeenten zich erg afhankelijk van provinciale of landelijke keuzes: “als kleine gemeente ben je afhankelijk van wat de provincie doet… ik ben in onze gemeente de enige die aan klimaatadaptatie werkt” (klimaatadaptatienederland.nl). Dat benadrukt het belang van goede afstemming en heldere mandatering.
- Complexe regelgeving en procedures: Veel projecten stagneren door vergunningen, verordeningen en achterhaalde regels. Bijvoorbeeld ervaren energiecoöperaties en gemeenten “vertraging als gevolg van de beleidsprocessen van gemeenten, RES’en of de transitievisies warmte” (rvo.nl). Onzekerheden zoals de eis van 50% lokaal eigendom of de toepassing van staatssteun vertragen nieuwe energieprojecten (rvo.nl). Ook privacyregels belemmeren soms het werk: gemeenten willen bijvoorbeeld weten welke woningen gas hebben, maar mogen deze data niet makkelijk opvragen bij netbeheerders (pbl.nl). Dergelijke juridische knelpunten vergen vaak wetswijzigingen, die traag gaan (denk aan de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie) (pbl.nl). Bovendien is landelijke wet- en regelgeving nog veelal gericht op de lineaire economie, waardoor circulaire initiatieven soms vastlopen (sme.nl).
- Vertraging door bureaucratie en politieke cycli: Veel trajecten vragen langdurig overleg. Een provinciaal ambtenaar signaleert dat de korte termijnen van uitvoeringsprogramma’s (‘vier jaar’) tekortschieten voor de stevige keuzes die nodig zijn: “we moeten verder vooruitkijken om radicalere keuzes te kunnen maken” (klimaatadaptatienederland.nl). In de praktijk betekenen formulieren en procedures dat projecten pas starten als gemeenten en andere overheden hun langetermijnvisies hebben vastgesteld. Dat zorgt voor vertraging: programmamanagers kunnen in afwachting van bijvoorbeeld een RES of Omgevingsvisie niet doorpakken.
- Onderdelen en silo’s binnen de organisatie: Gemeenten worstelen met integrale uitvoering. Uit onderzoek blijkt dat intern de organisatie overtuigen dat het anders moet nog een flinke klus is (sme.nl). Vaak zit een circulair of klimaatprogramma als apart team onder “duurzaamheid”, en verloopt de integratie met andere beleidsterreinen traag (sme.nl). De ‘sectorale verdeeldheid’ wordt gezien als een “enorme uitdaging” omdat duurzaamheid juist alle lagen raakt (sme.nl). Daardoor ontstaan versnipperde projecten: programma’s én uitvoerende diensten trekken soms aan een verschillende kier.
- Betrokkenheid van burgers en stakeholders: Programmamanagers zien het als essentieel om inwoners en bedrijven te betrekken, maar dit blijkt lastig te doen breed genoeg. Veel inspraaktrajecten trekken vooral de ‘usual suspects’ – de al gemotiveerden – aan, terwijl grotere groepen (in het bijzonder minder betrokken doelgroepen) moeilijker bereikt worden (sme.nl) (klimaatadaptatienederland.nl). Dit gold bijvoorbeeld bij deelname aan een initiatief: men constateerde dat kwetsbare buurten extra aandacht nodig hebben en dat zonder duidelijke regels een programma moeilijk doorgevoerd kan worden (klimaatadaptatienederland.nl). De uitdaging is om méér mensen te betrekken én duidelijk te maken wie wat gaat doen. De Utrechtse programmamanager Klimaatadaptatie benadrukt daarom dat vroegtijdig luisteren en participeren cruciaal is: “de mensen die je nodig hebt om het uit te voeren kunnen in dit vroegste stadium heel goed helpen om tot een goed programma te komen” (klimaatadaptatienederland.nl).
- Informatie en monitoring: Hoewel ‘data’ steeds belangrijker wordt, blijft beschikbaarheid en gebruik een knelpunt. Veel gemeenten beschikken niet over volledige of geüniformeerde data (denk: warmtevraag, CO₂-emissies per wijk, etc.). In de praktijk merken programmaleiders dat goede managementinformatie ontbreekt. Amstelveen zegt daarover: “we zijn nu op het basisniveau van goed datamanagement, maar we kunnen er nog geen slimme analyses op loslaten” (gebiedsontwikkeling.nu). Zonder gestandaardiseerde dashboards of monitoringsystemen is het lastig om voortgang en effectiviteit te volgen. De behoefte aan data-ondersteuning is groot: VNG raadt bijvoorbeeld aan om samen data te delen, omdat gemeenten “meer en gerichter resultaten kunnen boeken” als informatie systematisch beschikbaar is (vng.nl).
Behoefte aan sturing en samenwerking
(regionale-energiestrategie.nl). Programmamanagers verwachten dat zulke regio’s knelpunten helpen oplossen, bijvoorbeeld bij netcongestie en omgevingsvergunningen.
Ook de samenwerking met maatschappelijke organisaties is cruciaal. RVO wijst erop dat samenwerking met energiecoöperaties nog vaak stroef verloopt: er is veel behoefte aan eenduidige afspraken en helderheid (over financiering, vergunningen, lokaal eigendom)
(rvo.nl). Programmamanagers willen daarom duidelijke handvatten en voorbeelden van andere gemeenten. Een landelijke handreiking (RVO, 2024) verzamelt zulke best practices per thema (rvo.nl). Datzelfde geldt voor corporaties en (sociale) partners rond huisvesting: programma’s als de energietransitie in woningen moeten integraal worden opgepakt met woningbouwcorporaties, anders blijven kansen onbenut.
Wat de gemeentelijke aansturing betreft, wordt vaak behoefte geuit aan meer capaciteit en kennis in de organisatie zelf. Programmamanagers willen multidisciplinaire teams en dat er intern wordt meegeleerd. Samenwerking met collega’s van andere gemeenten (via MRA, G40, vakgroepen) wordt gezien als oplossing om kennis schaarste te mitigeren
(gebiedsontwikkeling.nu) (sme.nl). Ook pleiten raadsleden en bestuurders voor minder tussenschakels: “de echte regie hoort lokaal te liggen” op uitvoeringsvraagstukken (gebiedsontwikkeling.nu). Dat vraagt wel om heldere afspraken met provincie en Rijk over doelstellingen en kaders, zodat gemeenten beleidsvrijheid en mandaat krijgen.
Rol van data en software
Data en digitale tools kunnen programmamanagers flink ondersteunen, mits die er zijn. Programmaleiders noemen vooral behoefte aan monitoringstools en dashboards voor hun thema’s. Een voorbeeld: via landelijke portals als Waarstaatjegemeente.nl zijn al veel gemeentelijke cijfers beschikbaar, maar gemeenten willen liever op maat gemaakte grafieken over eigen beleidscijfers. Door goed ingebedde dataplatforms (bijv. gekoppeld aan hun interne informatiesystemen of regionale energieregisseursystemen) kunnen ze de voortgang van projecten volgen en sneller bijsturen. De visie van de VNG is dat niet alleen open data, maar juist ‘samen data delen’ nodig is om beleid écht af te stemmen (vng.nl).
Concreet gaat het om software voor: het managen van projecten en budgetten, het bijhouden van energielabels en CO₂-ambities per wijk, het analyseren van knelpunten (zoals hittekaart of grondwatergebruik), en het rapporteren van duurzaamheidsprestaties. Sommige gemeenten investeren reeds fors in ICT: Amstelveen bijvoorbeeld heeft voorlichtingstrajecten rond isolatie en zonnepanelen opgezet met behulp van managementinformatie(gebiedsontwikkeling.nu). Toch blijft het technisch niet voor alle gemeenten haalbaar om slimme AI/analytics in te zetten. Programmamanagers zouden baat hebben bij gebruiksvriendelijke standaardtools (bijv. modules van de GGU of off-the-shelf dashboards) zodat datagedreven werken een praktisch middel wordt in plaats van een abstract streven.
Oplossingsrichtingen
De signalen uit de praktijk bieden tegelijk aanknopingspunten voor verbetering. Concrete oplossingsrichtingen voor programmamanagers zijn:
-
- Integrale lange-termijnvisies: Stel ambitieuze maar realistische meerjarenplannen op (bijvoorbeeld voor 2030/2050-doelen) die de koppelvlakken tussen energie, mobiliteit en ruimtelijke ordening expliciet benoemen. Bouw daarin flexibiliteit in (anticiperen op nieuwe normen of crises) en borg politieke steun voor de volle duur. Provinciale voorbeelden tonen het belang van zulke visies; in Utrecht is afgesproken dat elke gemeente uiterlijk 2028 ten minste één klimaatbestendige wijk heeft gerealiseerd (klimaatadaptatienederland.nl).
-
- Verhoogde capaciteit en deskundigheid: Zet in op het opleiden en ondersteunen van programmamanagers én hun teams. Maak gebruik van landelijke en regionale kennisnetwerken (VNG Realisatie, regio-overleggen, lerende kringen van RVO) om ervaringen te delen. Draag zorg dat kennis niet weglekt: wanneer inhuurkrachten vertrekken, moet de gemeente alsnog expertise behouden. Interne schaduw- of mentorschapsprogramma’s kunnen helpen.
-
- Eenduidige en ondersteunende regelgeving: Werk naar heldere nationale kaders (bijv. Warmtewet, Energieakkoord) die uitvoering door gemeenten niet frustreren. Hierover kunnen programmamanagers overleggen via VNG-vertegenwoordigers of sectorgroepen. Ook helpt het wanneer Rijk/provincie ‘van bovenaf’ ruimte biedt – denk aan strengere bouwvoorschriften voor klimaatbestendigheid of duidelijke eisen voor lokale energie-eigendom – zodat gemeentelijk handelen wordt versneld. De RVO-handreiking voor samenwerking met energiecoöperaties laat zien hoe onduidelijkheden in verwachtingen en procedures aangepakt kunnen worden (rvo.nl).
-
- Innovatieve samenwerkingsmodellen: Stimuleer publiek-private samenwerking en gebiedsgerichte aanpakken. Initiatieven zoals het Klimaatadaptatieprogramma Utrecht maken gebruik van klankbordgroepen van (externe) experts en GGD’s om gezamenlijk knelpunten te identificeren en oplossingen te formuleren (klimaatadaptatienederland.nl). Denk ook aan burgerinitiatieven: facilitair beleid (energiecoöperaties, warmtenetconsortia) kan versneld worden met duidelijk samenwerkingskaders en begeleiding.
-
- Data-tools en monitoring implementeren: Gebruik technologische oplossingen om sturing te verbeteren. Dit kan variëren van een gemeentelijk duurzaamheidsdashboard tot een gezamenlijk platform met omgevingsdata (bodem, water, groen, energie). Bestaande initiatieven zoals het digitale Omgevingsloket (waar gemeenten straks op aansluiten) of dataplatforms voor ondermijning (DOOK) kunnen als voorbeeld dienen. VNG adviseert gemeenten om over te stappen van “open data” naar “samen data delen” (vng.nl): bijvoorbeeld door een gemeenschappelijke datacatalogus en standaarden. Zo wordt het eenvoudiger om bijvoorbeeld alle CO₂-emissies of energiescans van woningen bij te houden en te vergelijken.
- Betrekken van inwoners en maatschappelijke partners: Ontwikkel een ‘participatiecultuur’ in de uitvoering van beleid: activeer bewoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties als co-makers. De ervaringen uit de circulaire transitie tonen dat het nuttig kan zijn te werken met lokale initiatieven (buurtnetwerken, coöperaties) en die op een gestructureerde manier samen te brengen met gemeenteprofessionals. Zo wordt het draagvlak breder en worden uitvoeringsideeën verrijkt.
Samenvatting
Samenvattend zien programmamanagers de grootste winst in integrale sturing (samenhangend beleid, langetermijnvisie) en ondersteuning bij samenwerking (duidelijke rollen, kennisnetwerken). Met de juiste datatools en gezamenlijke planning kunnen vertragingen worden teruggedrongen en resultaten beter zichtbaar gemaakt. De aangedragen oplossingen – van beleidsverduidelijking tot datagedreven monitoring – komen terug in adviezen van VNG, RVO en onderzoekinstellingen, en sluiten aan op de concrete ervaringen van gemeenten.
Bronnen: In deze analyse is geput uit recente praktijkvoorbeelden, interviews en rapporten van gemeenten en kennisinstituten (bijv. VNG, RVO, PBL). Knelpunten en behoeften zijn bevestigd door onder meer een RVO-handreiking over energiecoöperaties (rvo.nl), een PBL-rapport over de warmtetransitie (pbl.nl) en ervaringen uit participatiebijeenkomsten klimaataanpassing (klimaatadaptatienederland.nl). De genoemde oplossingsrichtingen sluiten aan op aanbevelingen uit deze bronnen.
Neem contact op: We helpen je graag om nog succesvoller te zijn
Neem contact op: Wij helpen jou graag om succesvol te zijn
Of het nu gaat om het opstellen van ambitieuze maar realistische meerjarenplannen, KPI’s, of een programma monitoringstool zoals OGSM Software, de adviseurs van Bizaline staan voor je klaar, zodat jij sneller een beter resultaat krijgt.